Internationaal Privaat Recht

Arbitrage

Arbitrage is altijd een van de algemene regels van het internationaal recht geweest. In artikel 33 van het Handvest van de Verenigde Naties verklaren alle staten zich bereid zich aan arbitrage te onderwerpen. Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag is geen arbitragetribunaal in de zin van artikel 33. Arbitragetribunalen in de zin van artikel 33 staan ​​boven het Internationaal Gerechtshof in Den Haag.

Indien een arbitrale uitspraak wordt gedaan op grond van artikel 33, is deze uitspraak bindend naar internationaal recht. Uiteraard moeten burgers ook arbitrageprocedures kunnen voeren. Met het Verdrag van New York inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van arbitrale uitspraken hebben 168 staten zich ertoe verbonden de voorrang van arbitragetribunalen te erkennen, zelfs tussen particulieren.

Arbitrage wordt nader toegelicht in hoofdstuk 12 van de Zwitserse Wet op het Internationaal Privaatrecht. Kort samengevat stelt deze wet eenvoudigweg dat er géén uitdrukkelijke overeenkomst vereist is om arbitrageprocedures te voeren indien er internationale rechtsbetrekkingen bestaan. Geen enkele staat of staatsbedrijf kan zich onttrekken aan arbitrageprocedures. Iedereen die weigert deel te nemen aan een arbitrageprocedure, waarbij hij zelf direct betrokken is bij de benoeming van arbiters en zelf arbiters kan voordragen, weet dat hij ongelijk heeft en beroept zich op geweld. De arbiter bepaalt zelf zijn jurisdictie.

In de VS is elke burger verplicht jurylid te zijn. Een jury is niets meer dan een arbitragehof.
In de VS wordt de jury door loting bepaald. De juryleden moeten verklaren wie ze zijn, en de verdachte kan ook een bepaald aantal juryleden afwijzen wegens partijdigheid.
Welke staatsrechter onthult vóór een proces wie hij is, tot welke partij of organisatie hij behoort? In Duitsland en ook in Nederland willen staatsrechters zelfs niet hun naam met hun handtekening bevestigen of vermelden welke eed/eden ze hebben afgelegd, wanneer en waar. In Nederland mag (o.a. wetgeving) zelfs niet meer aan de grondwet worden getoetst. Daarmee is de kans heel groot dat mensenrechten worden geschonden.

Wanneer nationale rechtbanken het nationale recht niet langer toepassen, bestaat het vermoeden dat een vijandige macht de rechterlijke macht en de regering heeft overgenomen.


Wil je meer lezen over IPR? Hier volgt de inleiding uit een document, hieronder opgenomen, uitgegeven onder de volgende referentie:
Kruger Thalia, Verhellen J..- Internationaal privaatrecht : de essentie ISBN 978-90-486-2343-3 – Brugge, die Keure, 2015, 282 p.

Inleiding

Het internationaal privaatrecht (IPR) is de rechtstak die de verhouding tussen verschillende (nationale) rechtssystemen regelt. Het helpt ons om te bepalen wanneer we een antwoord moeten zoeken in het Belgische rechtssysteem en wanneer in een ander (buitenlands) rechtssysteem. Het internationaal privaatrecht neemt hierbij de rol op van bruggenbouwer tussen de verschillende betrokken rechtssystemen.

☼ De ‘I’ van het internationaal privaatrecht houdt in dat men deze rechtstak enkel nodig heeft voor internationale gevallen.

☼ De ‘P’ van het internationaal privaatrecht houdt in dat men deze rechtstak enkel gebruikt wanneer de rechtsverhoudingen in kwestie onder het privaatrecht ressorteren.

De privaatrechtelijke verhoudingen met een internationaal element kunnen een geschil inhouden, waarvoor men naar de rechter wil/moet. Er kunnen ook vragen van internationaal privaatrecht rijzen zonder dat er een dispuut bestaat, bijvoorbeeld wanneer het Belgische of het buitenlandse recht voor een bepaalde vaststelling moet zorgen.

Onderdelen van het IPR

Het internationaal privaatrecht wordt traditioneel onderverdeeld in drie takken:
a) internationale bevoegdheid;
b) toepasselijk recht;
c) erkenning en uitvoerbaarheid.
Het hedendaagse IPR besteedt meer en meer aandacht aan een vierde luik:
d) administratieve en gerechtelijke samenwerking.

Toelichting

a) De internationale bevoegdheid behandelt de ‘waar’-vraag. Waar moet een bepaalde internationale situatie worden geregeld? Waar moet een bepaald geschil worden beslecht? Deze onderafdeling van het IPR bevat regels die bepalen in welke feitelijke omstandigheden de Belgische rechters een internationale zaak kunnen behandelen. Er wordt soms ook gesproken van internationale rechtsmacht, om het onderscheid met de interne bevoegdheidsverdeling (tussen de verschillende hoven en rechtbanken van België) scherp te stellen.
De internationale bevoegdheidsregels bepalen ook in welke gevallen de Belgische ambtenaren (van burgerlijke stand, van bevolking, diplomatieke ambtenaren) mogen optreden in grensoverschrijdende gevallen. Hetzelfde geldt voor Belgische notarissen.

b) De regels van het toepasselijk recht (soms ook de regels van het conflictenrecht of de collisieregels genoemd) bepalen welk recht een bepaalde internationale situatie zal regelen.

☼ Het is niet omdat een Belgische rechter internationaal bevoegd is om een geschil te behandelen dat deze rechter ook het Belgische recht zal toepassen. Het is mogelijk dat de regels van internationale bevoegdheid bepalen dat een Belgische rechter een geschil mag horen, maar dat de regels van het toepasselijk recht aan die rechter voorschrijven om het Deense recht toe te passen. Net zo kan een Belgische ambtenaar in een situatie terechtkomen waarin hij of zij een geboorteakte moet opmaken, maar toch buitenlands recht moet toepassen op de zaken die hij in de akte moet opnemen (zoals de afstamming en de naam).

c) De regels inzake de erkenning en uitvoerbaarheid hebben te maken met het effect dat een buitenlandse rechterlijke beslissing of een buitenlandse authentieke akte in België zal hebben.

d) Het hedendaagse IPR besteedt meer en meer aandacht aan een vierde luik, namelijk de administratieve en gerechtelijke samenwerking. In sommige gevallen zijn de internationale regels ingewikkeld geworden, in andere gevallen is het heel duur om internationaal te procederen, omwille van o.a. de kosten van vertaling en rechtsvertegenwoordiging. De drie traditionele luiken van het internationaal privaatrecht bieden dan niet altijd een bevredigende oplossing.

Administratieve samenwerking houdt in dat overheidsorganen van verschillende landen rechtstreeks met elkaar in verbinding treden om de burger bij te staan in internationale zaken. Sommige internationale verdragen en Europese verordeningen stellen ‘centrale autoriteiten’ aan. Deze spelen een faciliterende rol tussen de burger en de rechterlijke en administratieve instanties, bv. bij de uitwisseling van documenten, het internationaal betekenen, het vinden van bepaalde personen of in sommige gevallen met het zoeken naar een minnelijke regeling.

Ook rechters van verschillende landen moeten steeds meer rechtstreeks met elkaar in contact treden. Zo vereisen de toegang tot het buitenlandse recht, het verkrijgen van bewijs en het voorkomen van parallelle procedures nauwere samenwerking tussen gerechten.

Het IPR is verwant aan een aantal andere rechtstakken:
a) materieel recht;
b) rechtsvergelijking;
c) gerechtelijk recht;
d) publiekrecht;
e) EU-recht;
f) internationaal (publiek)recht;
g) mensenrechten.

Hieronder volgt een korte bespreking van elk van deze rechtstakken en hun verschillen met het IPR.

a) Materieel recht (privaatrecht).

De IPR-regels hebben als doel om naar de juiste rechter of het juiste rechtssysteem te verwijzen. Daarvoor moet de beoefenaar van het IPR niet gespecialiseerd zijn in alle aspecten van het materieel privaatrecht. Toch moet men de rechtsverhouding of het dispuut telkens in de correcte categorie van het privaatrecht kunnen plaatsen.

Er bestaan ook hoe langer hoe meer initiatieven op internationaal of Europees vlak om het materieel recht te harmoniseren of te uniformiseren. Dit kan gebeuren bij wijze van internationale verdragen (zoals het VN-Verdrag inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 1980) of bij wijze van beginselen (zoals de UNIDROIT-beginselen voor contractenrecht). Uitgangspunt van deze initiatieven is dat eenvormig recht de zaken eenvoudiger en duidelijker maakt voor de rechtsonderhorige (bv. contractpartijen). Wanneer het recht op een bepaald gebied eenvormig is, vermindert de rol van het internationaal privaatrecht.

Men moet dan immers niet meer kiezen tussen de toepassing van verschillende rechtssystemen, maar men past het geüniformiseerde recht toe.

b) Rechtsvergelijking.

De rechtsvergelijking houdt zich bezig met het vergelijken van verschillende rechtssystemen. De bedoeling van de vergelijking is om het eigen recht in context te zien en te verbeteren. De rechtsvergelijking helpt de wetgever om beter recht te maken en het helpt de rechter om beter recht te spreken en te ontwikkelen. Het buitenlandse recht wordt dus bestudeerd vanuit de optiek van de noden van het eigen recht. Dit is anders in het internationaal privaatrecht.

Het IPR bepaalt de situaties waarin het vreemd recht moet worden toegepast. Het bestuderen van het vreemd recht volgt dus uit de toepassing van de IPR-regels. Het vreemd recht wordt dan in al zijn eigenheid toegepast door een Belgische rechter of ambtenaar. Hierbij gaat men niet de vraag stellen of het buitenlandse recht interessant is en of men er iets uit kan leren.

c) Gerechtelijk recht.

Dit onderdeel van het recht bepaalt hoe het recht wordt gehandhaafd. Wat is de structuur van de rechtbanken? Waar en hoe moet men een burgerrechtelijke vordering inleiden? Hoe wordt de verweerder op de hoogte gebracht van de zaak? Hoe verloopt de procedure voor de rechtbank? Hoe kan de succesvolle eiser de uitspraak uitvoeren?
Het IPR is ook gemoeid met burgerlijke vorderingen, wanneer deze een internationaal element vertonen.

Zo regelt het IPR bijvoorbeeld:

  • of een eiser zijn vordering in België mag brengen (nog voor men kan bepalen waar in België dit moet gebeuren),
  • hoe men de verweerder die in een ander land woont, op de hoogte kan brengen van de vordering in België,
  • hoe een Belgische rechter bewijsmateriaal dat zich in het buitenland bevindt, kan bekomen, en hoe men een buitenlandse beslissing in België ten uitvoer kan leggen.

Men zou dus kunnen zeggen dat het internationaal gerechtelijk recht een van de onderdelen is van het IPR (nl. het eerste en derde luik van het IPR, zoals hierboven besproken).

d) Publiekrecht.

Het IPR betreft het privaatrecht. Toch zijn bepaalde elementen uit het publiekrecht relevant, net omdat men met internationale zaken werkt en er dus aspecten van de soevereiniteit van een Staat aan bod kunnen komen. Zo bepaalt het publiekrecht van elke Staat wie de nationaliteit van die Staat heeft. De nationaliteit is een criterium dat de IPR-regels regelmatig gebruiken.

Ook het migratierecht interfereert met het internationaal privaatrecht. Zo bepaalt de verblijfswetgeving wie in aanmerking komt voor wettig verblijf in België. Dit is dan weer relevant voor het bepalen van een woonplaats in België, een criterium dat het IPR eveneens gebruikt. Andersom is het IPR soms nodig om te bepalen of een buitenlandse huwelijksakte of geboorteakte de basis kan vormen voor het bekomen van een verblijfsrecht in België.

e) Recht van de Europese Unie.

Het Europees institutioneel recht bepaalt op welke vlakken de Europese wetgever bevoegd is en op welke vlakken de nationale wetgevers de soevereiniteit behouden om wetgeving in te voeren. De Europese wetgever heeft sinds 2000 een hele reeks IPR-instrumenten geïmplementeerd. Het wordt voor de IPR-beoefenaar goed zoeken tussen de bronnen om telkens de juiste toe te passen.

Het EU-recht kan ook op een andere wijze een impact hebben op het IPR. De rechtspraak van het Hof van Justitie betreft verschillende aangelegenheden, waaronder de bescherming van de vier vrijheden (vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal). Soms wordt een lidstaat veroordeeld voor de miskenning van een van deze vrijheden door zijn materieelrechtelijke of IPR-regels.

f) Internationaal (publiek)recht.

Het internationaal recht, soms ook het internationaal publiekrecht of het volkenrecht genoemd, regelt de relaties tussen Staten. Het internationaal privaatrecht (IPR) regelt dan weer de burgerrechtelijke relaties tussen de onderdanen van die Staten.

Toch wordt het IPR beïnvloed door aspecten van het internationaal recht. Het internationaal recht bepaalt hoever de soevereiniteit van een Staat strekt en op welk moment een Staat inbreuk maakt op de soevereiniteit van een andere Staat. Dit is relevant voor de wetgever, die zijn wetgeving geen al te brede extraterritoriale toepassing mag geven.

Staten sluiten verdragen met elkaar en het IPR kan een onderwerp van dergelijke verdragen zijn. Er bestaan verdragen over de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen of over specifieke materies zoals verkeersongevallen of de adoptie van kinderen. Het internationaal recht zal bepalen hoe deze verdragen moeten worden gesloten, of ze geldig zijn en wanneer zij in werking treden.

☼ Het IPR op zich is geen internationaal recht, maar nationaal recht. Dat wil zeggen dat de Belgische regels over de internationale bevoegdheid, het toepasselijk recht en de voorwaarden voor de erkenning van buitenlandse beslissingen kunnen verschillen van de Nederlandse, Franse, Engelse of Canadese regels hierover. Een advocaat met een internationale praktijk zal zijn cliënt dus niet voldoende kunnen helpen als hij of zij geen oog heeft voor de IPR-regels van andere landen.

g) Mensenrechten.

De mensenrechten zijn vervat in verschillende internationale, Europese en Belgische bronnen. Ze bevatten normen die niet mogen worden overschreden. Ze garanderen een minimumbescherming aan de burger.

De regels van het IPR bepalen soms dat buitenlands recht van toepassing is. Dat buitenlands recht kan strijdig zijn met de mensenrechten. Het IPR kan deze strijdigheid niet negeren. Daarom voorziet het IPR in uitzonderingen op de toepassing van buitenlands recht, wanneer een schending van de mensenrechten zich zou voordoen. In dergelijke gevallen kan het normaal toepasselijk buitenlandse recht worden opzijgeschoven om de mensenrechten te verzekeren. Dit komt uitvoeriger aan bod in hoofdstuk 5 (bij de bespreking van de exceptie van de internationale openbare orde).

Ook bij de erkenning in België van in het buitenland ontstane familierelaties kunnen mensenrechten interfereren met de IPR-regels.

Lees hieronder het hele document:

Beknopte bibliografie
BRIGGS, A., The Conflict of laws, derde uitg., Oxford, Oxford University Press, 2013, 1-49 BOGDAN, M., Concise Introduction to EU Private International Law, Groningen, Europa Law Publishing, 2006, 3-17
ERAUW, J., FALLON, M., GULDIX, E., MEEUSEN, J., PERTEGÁS SENDER, M., VAN HOUTTE, H., WATTÉ, N. en WAUTELET, P., Het wetboek internationaal privaatrecht becommentarieerd, Brussel, Larcier en Antwerpen, Intersentia, 2006, 1-9
ERAUW, J. en STORME, H., Internationaal privaatrecht, Mechelen, Kluwer, 2009, 41-55 HARDING, M., Conflict of Laws, Londen, Routledge, 2014, 1-13
RIGAUX, F. en FALLON, M., Droit international privé, 3de uitg., Brussel, Larcier, 2005, 19-51 STRIKWERDA, L., Inleiding tot het Nederlandse Internationaal Privaatrecht, 10de druk, Deventer, Kluwer, 2012, 1-14